In 2015 heeft gemeente Uden een omgevingsvisie opgesteld. Deze omgevingsvisie heeft als doel om richting te geven aan de ontwikkeling van Uden voor de komende 20 jaar. Het  is een richtinggevende visie op hoofdlijnen die ruimte biedt aan initiatieven. Voor Lankes is in de omgevingsvisie opgenomen dat het onderdeel uitmaakt van het gebied ‘gemengd buitengebied’. In onderstaande afbeelding is dat te zien. De lichtgroene kleur geeft de gebieden aan die zijn aangeduid als ‘gemengd buitengebied’ en de aan deze afbeelding toegevoegde ster geeft aan waar Lankes ligt.

In gemengd buitengebied zijn ontwikkelingen mogelijk. Behoud van het multifunctionele gebruik met een overwegend agrarisch grondgebruik staat voorop, het landschap is belangrijk en de overgang tussen stedelijk gebied en landelijk gebied moet herkenbaar blijven.  De aanduiding in de omgevingsvisie als gemengd buitengebied doet geen recht aan de bijzondere situatie van de buurtschap Lankes en vraagt om een verdere verfijning van de omgevingsvisie. Het is niet een ‘gewoon’ stukje buitengebied, maar een buurtschap ingeklemd door bedrijfsterreinen. Daarom is besloten om een afzonderlijke visie voor Lankes op te stellen.

Bovenstaande onderschrijft dat het wenselijk is om een nieuwe visie voor Lankes te maken. Het moet een visie zijn op basis van het DNA van het buurtschap, waar ruimte is voor initiatieven maar met een zorgvuldigheid die recht doet aan het bijzondere karakter en met respect voor de bestaande (leef)omgeving.

LANKES ALS PILOT
OMGEVINGSWET
OMGEVINGSVISIE 2015
LANKES ALS PILOT OMGEVINGSWET

De omgevingsvisie uit 2015 biedt onvoldoende handvatten om de nieuwe initiatieven te beoordelen. Daarom moet er een aanvulling op de visie komen. Omdat in Lankes de urgentie om de omgevingsvisie aan te passen groter is, wordt voor Lankes vooruitlopend op de aanpassing van de gehele omgevingsvisie van de gemeente een aanvulling op de visie opgesteld. Het opstellen van de eerste aanvulling op de bestaande omgevingsvisie is als pilotproject benoemd door de gemeente. Dat betekent dat er met een minder strak omlijnd plan gewerkt kan worden aan de visie en dat er meer mogelijkheden zijn om tussentijds de koers aan te passen.

De Omgevingswet voorziet in een beleidsproces, waarbij sneller ervaringen geëvalueerd worden en worden aangepast in het beleid. Dat betekent niet dat de visie helemaal herzien wordt, maar dat er op basis van ervaringen of aangepaste wetgeving aanpassingen worden doorgevoerd. Dat zal voor de visie Lankes te zijner tijd ook gebeuren.

TOELICHTING OP DE
OMGEVINGSWET

De Omgevingswet is nieuwe wetgeving voor de fysieke leefomgeving. De wet bundelt en moderniseert in één wet alle wetten voor de leefomgeving. Vanaf 2021 treedt de wet in werking. Door de bundeling van wetgeving zijn minder regels nodig. De uitgangspunten van de Omgevingswet zijn:

  • minder en daardoor overzichtelijkere regels
  • meer ruimte voor initiatieven
  • lokaal maatwerk
  • vertrouwen

Doordat er minder regels zijn en doordat deze regels overzichtelijker zijn, is het wettelijke kader inzichtelijker voor burgers, ondernemers en overheden. Bovendien maakt de Omgevingswet het beheer van en de ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving eenvoudiger. De wet kent twee maatschappelijke doelen.

  • een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit bereiken en in stand houden.
  • de fysieke leefomgeving doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen om er maatschappelijke behoeften mee te vervullen.

De Omgevingswet stelt de gebruiker centraal, dus degene die iets wil in de fysieke leefomgeving. Er is meer ruimte om te ondernemen en de procedures zijn korter. Er is meer ruimte voor participatie en meer ruimte voor lokale invulling. Voorheen werd er nog gewerkt met afvinklijstjes; als je één vinkje miste kon een plan niet doorgaan. Nu wordt er gewerkt met een waarde-toevoeging aan het geheel. Het ene punt kan iets minder scoren, maar dat kan op andere vlakken gecompenseerd worden.

De Omgevingswet in relatie tot de visie van Lankes 
De Omgevingswet vraagt om een fundamenteel andere wijze van kijken en werken vanuit sterk wijzigende posities en rollen van het  openbaar bestuur (kanteling), de ambtelijke organisatie en de participerende samenleving. De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • van sectoraal naar integraal;
  • van beleid naar initiatief;
  • van inspraak naar dialoog en co-creatie;
  • van controle naar vertrouwen; 
  • van ‘nee, tenzij’ naar ‘ja, mits’, een bijdrage geleverd wordt aan de kernkwaliteiten/de waarden van het (buiten)gebied.

De overheid schuift in ontwikkeltrajecten steeds meer op een gelijkwaardige wijze als partner aan tafel met initiatiefnemers, burgers, ondernemers en organisaties in de gemeenschap, ieder uiteraard met behoud van de eigen specifieke verantwoordelijkheden. Het beleid vormt niet langer het uitgangspunt, maar het (ruime) kader waarbinnen initiatieven uit de samenleving op kunnen bloeien.

De onderstaande afbeelding laat dit goed zien. Voorheen werd een visie gemaakt, die vervolgens in een plan werd omgezet. Via een programma en project werd de geplande visie dan uitgevoerd, voortvloeiend uit de gedachte van de maakbare samenleving. Het probleem van deze werkwijze is dat je nooit meer kunt  ‘plannen’ dan wat je al kent (‘bekende toekomst’) en dat elke vorm van innovatie botst met de opgestelde  randvoorwaarden en regels. In de geest van de Omgevingswet staat het rechterplaatje centraal. Niet het beleid maar het initiatief staat centraal. We plannen dus niet meer het eindbeeld van de (gewenste) toekomst maar bieden ruime kaders waarbinnen nieuwe ideeën en initiatieven bij kunnen dragen aan de gestelde doelen. Steeds meer is er sprake van een in hoge mate ‘onbekende toekomst’ ofwel het onvoorziene: nieuwe ontwikkelingen en innovaties die onmogelijk vooraf voorspeld kunnen worden, maar evengoed een positieve benadering verdienen. De praktijk leert namelijk dat er zich regelmatig initiatieven aandienen, die (net) niet passen in de flexibiliteitsbepalingen. 

De Omgevingswet biedt dus veel meer ruimte voor flexibiliteit. De flexibiliteit zit in de plannen en de visies, maar zit ook in hoe de visies tot stand komen. Ervaringen uit eerdere trajecten kunnen leiden tot aanpassingen van beleid op onderdelen. Een visie kan daardoor ook gedeeltelijk herzien worden. Dat zal ook met deze visie het geval zijn. Dit is een pilot onder de Omgevingswet. Dat betekent dat we verwachten dat deze visie ook leerpunten oplevert, waarmee we de visie kunnen verbeteren , vereenvoudigen of juist completer kunnen maken. De visie op Lankes is dus geen statische visie voor de komende jaren, maar een visie die - door ermee te werken – steeds verandert en verbetert.

ROL VAN DE GEMEENTERAAD

Een belangrijk vraagstuk in deze pilot is de rol van de gemeenteraad en de rol van raadsleden onder de Omgevingswet. In de Omgevingswet krijgt de raad naast de kaderstellende rol immers steeds meer de rol als procesbewaker. Wat dat precies inhoudt en op welke manier raadsleden dan invloed uit kunnen oefenen zal niet van het ene op het andere moment duidelijk zijn. De procesrol kan betekenen dat de gemeenteraadsleden het proces van totstandkoming nauwlettender volgen, om zo een goed beeld te kunnen vormen over de totstandkoming van de visie en de betekenis van participatie. We hebben deze pilot benut om alvast aan de slag te gaan met de manier van werken onder de Omgevingswet, om hier zo alvast vertrouwd mee te raken. We hebben de raad al vroeg betrokken en gevraagd scherp te zijn op het proces. Dit heeft geleid tot een aanbeveling om inwoners meer persoonlijk te benaderen. Die aanbeveling heeft geleid tot het voeren van huiskamergesprekken.